Als je partner

De partner van een iemand met erfelijke aanleg voor kanker, heeft dat ook invloed op jouw leven. Hoe ondersteun je je partner en hoe zorg je – heel belangrijk – voor jezelf?

Geef je eigen leven niet op

Ga zoveel mogelijk door met eigen bezigheden als werk, hobby of sport. Ook als de ander dat moeilijk vindt. Je houdt het met elkaar beter vol als je niet alleen maar aan het zorgen en regelen bent, maar de dingen blijf doen die je leven structuur en kleur geven.

Hou contact in stand

Het is logisch dat veel in het teken komt te staan van degene die ziek is. Maar als het lang duurt, kun je hierdoor overbelast raken. Daarom is het belangrijk dat je contacten met dierbaren in stand houdt. Door samen met vrienden of familie leuke activiteiten te ondernemen, ontspan je en heb je gelegenheid om je zorgen van je af te praten. Maak ook afspraken over berichtgeving en contacten met mensen van buitenaf om te voorkomen dat je de hele dag overladen wordt door berichten.

Slaap voldoende

Goed slapen is erg belangrijk. Iemand die goed uitgerust is, kan de dingen meestal beter aan dan iemand die moe is. Zorg daarom dat je voordat je naar bed gaat geen inspannende activiteiten doet, zoals sporten of een intensief gesprek voeren. Ga op vaste tijden naar bed en doe geen lange middagslaapjes. Tot slot: laat ’s avonds koffie, cola en alcohol staan.

Las een piekerkwartier in

Piekeren levert meestal geen heldere inzichten op, maar kost wel veel energie. Probeer de stoom van negatieve gedachten eens een halt toe te roepen door hardop tegen jezelf ‘STOP!’ te roepen, dat dwingt je om van gedachten te veranderen. Of las elke dag een piekerkwartier in. Gedurende die vijftien minuten mag je je sombere gedachten toelaten. Als ze buiten dit kwartier om opdoemen, ‘parkeer’ je ze totdat het weer tijd is om ze toe te laten.

Uit je gevoelens

Zorg dat je je gevoel uit. Dat kan op verschillende manieren: creatief door een schilderij te maken, je gevoelens van je af te schrijven in een dagboek, te praten met een ander of te bewegen. Het maakt niet uit hoe je het doet, als je het maar doet. Het lost misschien niet meteen je problemen op, maar het lucht wel op.

Vraag hulp en steun

Zoek steun bij mensen die je vertrouwt. Wees daarin niet te terughoudend, omdat je anderen niet met je sores wilt lastigvallen. Veel mensen zullen het juist fijn vinden dat ze iets voor je kunnen betekenen. Stel concrete hulpvragen, zoals boodschappen doen, koken, brengen en halen van kinderen en dergelijke.

Stel grenzen

Mensen die ziek zijn of net hebben gehoord dat ze erfelijke aanleg hebben, zijn vaak erg met zichzelf bezig. Het is logisch dat ze gefocust zijn op hun aandoening, maar daardoor hebben ze niet altijd aandacht voor jou en gaan ze gemakkelijk over je grenzen heen. Hoe moeilijk het ook is: het is belangrijk om toch grenzen te stellen. Voor jezelf, maar ook voor de ander. Je neemt de ander dan veel serieuzer. Als je het moeilijk vindt om grenzen te stellen, kun je jezelf afvragen wat je zelf wilt, wat voor jou belangrijk is, wat je acceptabel vindt van de ander en wat jij nodig hebt om goed en gelukkig te kunnen functioneren. De antwoorden op deze vragen geven precies jouw grenzen aan.

Zoek lichtpuntjes

Focus niet alleen op wat er niet goed gaat, maar leg voor jezelf ook de nadruk op wat er wel lekker loopt. Of wat de ziekte van de ander aan goeds heef gebracht, zoals een intens contact met elkaar. Dit kunnen lichtpuntjes zijn die je verder kunnen helpen.

Denk na over plan B

Maak een noodplan voor als je het niet meer trekt. Bedenk bijvoorbeeld wie je dan kunt vragen om het (even) over te nemen. Nog beter: vraag diegene alvast of je hem mag inschakelen als het nodig is. Dit geef rust en maakt dat je het makkelijker aangeef als het even niet meer gaat.
Bron: Voel je beter, Deborah Ligtenberg. Uitgever Spirito

Willen jullie misschien kinderen? Dan ben je misschien bezorgd dat jullie kind de ziekte ook krijgt. Hier lees je wat je kunt doen.